Overwegen collectieve aanpak all-electric
De collectieve aanpak met all-electric warmtepompen heeft naast de aanleg van warmtenetten een grote rol bij het verminderen van aardgasverbruik in wijken en buurten. Bij deze all-electric aanpak worden (vrijwel) alle gebouwen in een gebied aangesloten op een all-electric warmtepomp. Deze aanpak is met name goed toepasbaar in gemeenten waar warmtenetten geen betaalbare of haalbare optie zijn. Bijvoorbeeld omdat er geen warmtebronnen zijn of de dichtheid van woningen te laag is.
Vrijwel alle gemeenten hebben in de transitievisie warmte (2021) een gebied aangewezen voor een collectieve aanpak met all-electric warmtepompen. Gemeenten voeren echter nog nauwelijks nog regie op zo’n collectieve aanpak zoals blijkt uit de Lokale Warmtetransitie in Beeld. Hoewel de ontwikkeling het afgelopen jaar stagneert, is het aantal geïnstalleerde warmtepompen bij individuele huishoudens de laatste jaren flink gestegen. Dit zijn vaak individuele aansluitingen op warmtepompen, dit gebeurt niet vaak vanuit een collectieve aanpak. Voor de voortgang van de warmtransitie is het belangrijk dat gemeenten juist de collectieve aanpak vormgeven en opnemen in het warmteprogramma.
Wanneer collectieve aanpak?
Een collectieve aanpak met all-electric warmtepompen is vooral geschikt voor:
- een gebieds- of wijkgerichte aanpak voor alle gebouwen (of in elk geval een groot deel) binnen dat gebied, inclusief koopwoningen, huurwoningen en utiliteitsgebouwen;
- bedrijventerreinen en vve’s;
- wijken of buurten die individueel of collectief zijn aangesloten op een lagetemperatuur- of zeerlagetemperatuur-warmtenet of -koudenet. Warmtepompen brengen het water op de gewenste temperatuur.
Samenhang met isolatie
Voordat je een collectieve aanpak met all-electric warmtepompen inzet, moet de isolatie van de gebouwen in het betreffende gebied op orde zijn. Voor een all-electric warmtepomp is een energielabel B of hoger noodzakelijk. Bij hun streven om inwoners te bewegen tot isolatie leggen gemeenten echter vaak de nadruk op het bereiken van koopwoningen met een laag energielabel en bewoners met een laag inkomen en niet zozeer op het bereiken van minimaal energielabel B. Vanwege de betaalbaarheid voor de eigenaren kiezen gemeenten voor een lager isolatieniveau: minimaal energielabel D. Dit kan betekenen dat later opnieuw investeringen nodig zijn in isolatiemaatregelen die passen bij de gewenste warmteoplossing.