Monitoring voor gemeenten in de lokale warmtetransitie
Als gemeente heb je de regierol in de warmtetransitie. Daarom wil je goed kunnen sturen en kunnen meten of plannen gehaald worden en of beleid effectief is. Steeds meer gemeenten monitoren de lokale warmtetransitie. NPLW biedt hiervoor een aantal handvatten.

Juridisch: wat moet je monitoren?
Met het warmteprogramma komt er een monitoringsverplichting, als je er als gemeente voor kiest om de aanwijsbevoegdheid in te zetten. Indicatoren die je daarbij volgens het concept Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Bgiw) moet monitoren zijn:
- afbakening van de betreffende locatie
- het aantal gebouwen (woningen en utiliteit)
- wel/geen aanwijsbevoegdheid
- het aantal te isoleren gebouwen voor de gekozen warmteoplossing
- beoogde warmtetechniek
- kosten (maatschappelijk en voor eindgebruikers)
- de gemiddelde warmtebehoefte
Naast data die je zelf verzamelt, kun je hierbij ook open data gebruiken vanuit de volgende bronnen:
- basisdata (over bijvoorbeeld gebouwen) is goed vindbaar via CBS klimaatportaal of Statline, PDOK of de BAG;
- DEGO is een nuttig hulpmiddel, van gebouwen tot energieverbruik tot sociale karakteristieken. Alle data weergegeven als kaartviewer;
- veel basisdata die je als gemeente kunt verzamelen voor je monitoring vind je al terug in het wijkpaspoort warmtetransitie van Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Kadaster;
- veel basisdata en indicatoren voor je monitoring vind je in de regionale klimaatmonitor. Onder meer indicatoren over de gebouwde omgeving en energietransitie-breed;
- in de startanalyse van het PBL (deze wordt vernieuwd begin 2025) worden per buurt de voorkeursopties berekend op basis van maatschappelijke kosten. Dit is een goed vertrekpunt voor het warmteprogramma;
- potentiële warmtebronnen zijn in kaart gebracht door RVO in de Warmteatlas;
- TNO heeft informatie over eindgebruikerskosten in de vorm van een datapakket.
Bij een volgend warmteprogramma monitor je de voortgang en veranderingen ten opzichte van het vorige warmteprogramma of de transitievisie warmte. De verplichting is er alleen voor de wijken, gebieden of kavels waar de aanwijsbevoegdheid voor geldt.
Toch kan het verstandig zijn een aantal zaken te monitoren wanneer je als gemeente nog niet hebt besloten of je de aanwijsbevoegdheid wil inzetten. Dit kan in de toekomst van pas komen als je deze toch wil gaan inzetten, maar geeft ook houvast om op de gestelde doelen te kunnen sturen.
Voor meer informatie over (verplichte) monitoring bij het warmteprogramma kun je kijken in de handreiking warmteprogramma (vanaf pagina 84).
Wat is verstandig om te monitoren?
Als je de aanwijsbevoegdheid niet inzet, is het niet verplicht om te monitoren voor het warmteprogramma. Toch is het verstandig om bovenstaande zaken wel te monitoren. Het geeft namelijk inzicht in de voortgang van de plannen en doelen die je hebt gesteld. Zo zie je of je moet bijsturen en wordt duidelijk wat goed werkt en wat niet.
Data uit de eigen processen
Naast hele praktische zaken zoals je isolatieopgave of het aantal woningen dat aardgasvrij is gemaakt, is het ook verstandig om andere activiteiten van de gemeente te monitoren. Bijvoorbeeld bijhouden wat je al aan communicatie en participatie hebt gedaan om bewoners in een wijk mee te nemen in de plannen. Welke kanalen zet je daarvoor in en hoe effectief zijn ze? Weet je de doelgroepen goed te bereiken of mis je nog groepen die je misschien op een andere manier moet benaderen? Dit komt ook van pas als je uiteindelijk besluit de aanwijsbevoegdheid toch in te zetten voor een laatste groep inwoners. Het is dan eenvoudiger aan te tonen dat je een gedegen proces hebt doorlopen.
Ook als je als gemeente een collectieve inkoopactie of gemeentelijke subsidie in het leven hebt geroepen, is goede registratie daarvan aan te raden. Zo weet je zelf al waar welke maatregelen getroffen zijn. Dit verrijkt de data die je ook uit openbare bronnen kunt halen, zoals de vaak niet helemaal complete en actuele energielabels. Ook is het mogelijk gegevens over bijvoorbeeld ISDE-subsidies op te vragen bij de RVO. Daarmee krijg je een beter overzicht van wat er al gedaan is in een wijk. Denk aan het plaatsen van warmtepompen of isolatie.
Energielabels kun je opvragen en inzien via verschillende bronnen zoals EP online en de Atlas voor de leefomgeving.
Kadaster klic-data
Wil je monitoren waar in de ondergrond al warmtenetten zijn zonder direct het warmtebedrijf om gegevens te vragen? Doe dan een klic-melding. Hiervoor kun je een oriëntatieverzoek indienen bij het Kadaster. Ook als je een nieuw warmtenet gaat aanleggen of een bestaand warmtenet uitbreidt, is deze informatie relevant. Een klic-melding is zelfs verplicht als de (graaf)locatie al bekend is.
Verbruiksgegevens en aansluitwaarden netbeheerder
Netbeheerders kunnen in ieder geval op postcode-6-niveau (dus tot 1234AB) verbruiksgegevens, aansluitwaarden en andere kenmerken van een aansluiting delen. Dit geeft je een beeld van het aantal aansluitingen in het gebied en het percentage van de aansluitingen met de meest voorkomende aansluitwaarde (het type stroomaansluiting, zoals 3x25a of 1x35a), het gemiddelde verbruik en de opwek. De gegevens moeten dan wel zo zijn samengevoegd dat ze niet meer herleidbaar zijn naar een individuele woning.
Regionale netbeheerders ontsluiten deze data ook openbaar of op aanvraag:
Hulpmiddelen van marktpartijen
Er zijn verschillende marktpartijen die open data gebruiken en verrijken om tot meer inzichten te komen. Ook zijn er marktpartijen die kunnen helpen met het datagedreven werken aan de warmtetransitie en de monitoring hiervan. Zo zijn er bijvoorbeeld mogelijkheden om met satellietbeelden en warmtecamera’s een betere inschatting te maken van de energetische staat of het energielabel van gebouwen. Ook zijn er partijen die bijvoorbeeld een digital twin van de gemeente of de regio kunnen creëren. Je kunt hiermee in een digitaal model zien wat de opgave is en welke gevolgen bepaalde keuzes kunnen hebben.
Monitoring voor strategische besluiten
Monitoring kun je ook inzetten om te bepalen waar je het beste kunt starten of waar je beleid of middelen gericht wilt inzetten. Verschillende beweegredenen vragen om de monitoring van verschillende gegevens. Hier volgt een aantal voorbeelden:
Kansen voor verbinding van opgaven in de wijk
Om een logisch moment te kiezen om een wijk aardgasvrij te maken is het slim om te kijken of er al iets in de planning staat waar je op kunt aanhaken. Denk aan gasleidingen die aan vervanging toe zijn. Dan is het niet verstandig om daar nog in te investeren en kun je beter meteen overstappen naar aardgasvrije oplossingen. Een ander voorbeeld is als de riolering vervangen moet worden. Door werkzaamheden te combineren hoeft de straat waarschijnlijk minder vaak open. Dit voorkomt onnodige overlast voor de bewoners en kan ook kosten besparen. Binnen gemeenten is informatie over dit soort projecten beschikbaar. Je kunt ook gegevens opvragen via de investeringsagenda van infrastructuurbedrijven.
Denk ook aan de verduurzamingsdoelstellingen van woningcorporaties. In veel gevallen hebben zij prestatieafspraken met de gemeente. Ook deze activiteiten maken deel uit van de voortgang en neem je mee in de monitoring. Als er verduurzamingsplannen voor de woningbouw zijn in een bepaald gebied kun je ook kiezen voor een gebiedsgerichte aanpak waarin je andere woningeigenaren meeneemt.
Daarbij is het verstandig om ook naar gegevens te kijken over het overig bezit in een buurt of kern. Zijn er vooral grote commerciële verhuurders, dan is het vaak makkelijker om afspraken te maken over duurzaamheidsdoelen dan wanneer je te maken hebt met individuele woningeigenaren. Kijk ook naar bouwjaren en gebouwschillabels. Bij slechtere labels en oudere huizen is er waarschijnlijk meer motivatie om te verduurzamen.
Je kunt ook verbinding leggen met andere opgaven in de warmtetransitie. Denk aan klimaatscenario’s als hitte-eilanden in relatie tot warmtepompen of koeling of aan geluidsoverlast en isolatie.
Openbare bronnen die je meer inzicht kunnen geven zijn DEGO en de Klimaateffectatlas.
Er doet zich een sociale kans voor
Inwoners komen zelf ook met vragen naar de gemeente over hoe de toekomst van hun straat of wijk eruitziet. Het monitoren van vragen kan verstandig zijn. Dit stelt je bijvoorbeeld in staat om enthousiaste bewoners in dezelfde straat of buurt met elkaar in contact te brengen. Ook is het natuurlijk handig om bij te houden welke bewonersinitiatieven er zijn in de gemeente.
Inzetten van beleid of middelen voor een specifieke doelgroep
Soms wil je een specifieke doelgroep helpen of enthousiasmeren om verduurzamingsstappen te zetten. Bijvoorbeeld woningen met een bepaald label, monumenten of bewoners met (risico op) energiearmoede. Daarvoor wil je deze doelgroep zo gericht mogelijk benaderen. Vaak zijn daarover gegevens beschikbaar binnen de gemeente zelf. Die kun je gewoon verwerken, als het maar geen persoonsgegevens zijn. Op de pagina Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) lees je hier meer over.
Sociale factoren en een indicatie voor de Specifieke Uitkering lokale aanpak Isolatie zijn ook opgenomen in DEGO. Ook TNO heeft veel informatie over energiearmoede.
Overige openbare bronnen
Naast de hierboven genoemde openbare bronnen zijn er nog een aantal openbare bronnen die erg handig kunnen zijn voor de monitoring:
- Capaciteitskaart | Netbeheerder Nederland
- Kostenkengetallen voor verduurzamende maatregelen | RVO
- Bodemenergietool | RVO
- ThermoGIS | TNO
- Aquathermieviewer | Aquathermie viewer