Lagetemperatuur warmtenet
Bij een warmtenet met een lagetemperatuurbron (40-50 °C) heeft de bron een te lage temperatuur om gebouwen direct te verwarmen of te voorzien van warm tapwater. De watertemperatuur moet daarom collectief of individueel – in het gebouw zelf – worden verhoogd. Deze temperatuurverhoging kan vaak op een wat kleinere schaal worden uitgevoerd, in tegenstelling tot bij een warmtenet met midden- en hogetemperatuurbron. Daarom kun je een lagetemperatuur-warmtenet (LT-warmtenet) is binnen 1 buurt combineren met andere strategieën.
Inzet van lagetemperatuur-warmtenet
Hoe en wanneer je een LT-warmtenet het best kunt inzetten, hangt af van de lokale situatie. Collectief opwaarderen met een warmtepomp naar middentemperatuur (circa 70 °C) kost veel elektriciteit, maar aanpassingen in de woningen blijven dan tot een minimum beperkt. Als de aanvoertemperatuur vanuit het warmtenet hoog genoeg is voor ruimteverwarming (circa 50 °C) is per woning of gebouw alleen een boosterwarmtepomp nodig voor de warmtapwatervoorziening. In dat geval is het elektriciteitsverbruik lager. Wel zijn er dan meer aanpassingen nodig in de woningen en gebouwen, zoals het geschikt maken van de radiatoren. Bij een zeer lage aanvoertemperatuur in het warmtenet (10 tot 30 °C) is in iedere woning of gebouw een warmtepomp nodig om de ruimten te verwarmen en voor de warmtapwatervoorziening. De warmteverliezen in het warmtenet zijn dan wel lager dan bij een aanvoertemperatuur van 50 °C of 70 °C.
Warmtenet of warmtepomp
Warmtenetten met lagetemperatuurbronnen kun je in sommige gevallen ook in kleinere clusters uitvoeren. De Startanalyse aardgasvrije buurten geeft daarom verschillende varianten:
Varianten in temperatuur
Warmtenetten met een lagetemperatuurbron hebben varianten die warmte op ongeveer 70 °C, op 50 °C en op 30 °C leveren. De temperatuur bepaalt welke gebouwmaatregelen of warmtepompen nodig zijn om de betreffende gebouwen comfortabel warm te houden.
Temperatuurafgifte op ongeveer 70 °C
Reguliere hr-ketels leveren hun warmte meestal af op ongeveer 80 °C. Als het warmtenet met lagetemperatuurbron de warmte aflevert op 70 °C, dan is dat maar 10 °C lager. Bestaande radiatoren hoef je om die reden meestal niet te vervangen. Beperkte isolatiemaatregelen aan het gebouw zijn voldoende om het gebouw comfortabel warm te krijgen.
Temperatuurafgifte op ongeveer 50 °C en 30 °C
Bij temperatuurafgifte van ongeveer 50 °C en 30 °C zijn de volgende gebouwmaatregelen nodig:
- isolatie tot minimaal schillabel B. Zonder goede isolatie en kierdichting kan het comfort te wensen overlaten en kunnen de elektriciteitskosten hoog uitvallen.
- een afgiftesysteem dat geschikt is voor lagetemperatuurverwarming. Doordat het water op een lagere temperatuur wordt afgegeven, heeft een radiator meer vermogen nodig om een ruimte comfortabel warm te krijgen. Reguliere radiatoren moeten daarom meestal plaatsmaken voor andere radiatoren, vloerverwarming of een andere geschikte techniek;
- voor de levering van warmtapwater: een boosterwarmtepomp bij afgifte van 50 °C of een combi-warmtepomp bij afgifte van 30 °C;
- een boilervat dat warmtapwater kan opslaan.
Aanleg van een warmtenet
De aanleg van het warmtenet is de grootste infrastructurele ingreep die nodig is voor toepassing van een lagetemperatuur-warmtebron. De kosten van aanleg verschillen per locatie en worden onder andere bepaald door de drukte in de ondergrond, het type bodem en het doorkruisen van barrières als water en snelwegen. In sommige gevallen moet de netbeheerder het elektriciteitsnet verzwaren. Een deel van de woningen krijgt immers een individuele warmtepomp en voor een collectieve warmtepomp is een voldoende grote elektriciteitsaansluiting nodig. Het is daarom belangrijk om de netbeheerder te betrekken bij de planvorming.
Duurzaamheid
De duurzaamheid van een LT-warmtenet verschilt per situatie. Benutting van restwarmte of omgevingswarmte is CO₂-vrij. Alle varianten van warmtenetten met een lagetemperatuurbron gebruiken ook elektrische warmtepompen. Dat betekent dat er op locatie geen emissies meer zijn. Naarmate het verschil tussen de brontemperatuur en de aflevertemperatuur van groter is, neemt het rendement van de individuele of centrale warmtepomp af. Als de temperatuur van het warmtenet zelf hoger is, zijn de warmteverliezen hoger. Wanneer je kijkt naar duurzaamheid kun je de volgende rangschikking maken voor warmtenetten met een lagetemperatuurbron. In de Startanalyse staat de duurzaamste variant bovenaan:
- Variant S3a: distributie restwarmte op 30 °C, combiwarmtepomp.
- Variant S3b: opwaardering restwarmte, distributie op 70 °C.
- Variant S3e: WKO, regeneratie met oppervlaktewater, opwaarderen, distributie op 70 °C.
- Variant S3d: WKO, regeneratie met zomerkoeling of een buitenluchtunit, distributie op 70 °C.
De financiële haalbaarheid kan een hele andere volgorde hebben. Bijvoorbeeld omdat individuele warmtepompen duurder zijn dan één centrale warmtepomp of omdat er meer netverzwaring nodig is bij individuele systemen dan bij een centrale warmtepomp.
Meer informatie
Hulpmiddelen
EP-online
Download hier een databestand met de actuele energielabels van Nederland en jouw gemeente. Om deze databestanden te kunnen analyseren, is basiskennis nodig.
Warmteprojectentool
De Warmteprojectentool is de tool waarin alle informatie over warmtenetprojecten op één plek te vinden is. Je kunt er onder meer filteren op temperatuurniveau.