Aanwijsbevoegdheid voor gemeenten
Met de aanwijsbevoegdheid kunnen gemeenten vanuit hun regierol gebieden aanwijzen die binnen een bepaalde termijn aardgasvrij moeten worden en overgaan op een duurzame warmtevoorziening. Door per gebied of wijk aan de slag te gaan, kunnen gemeenten samen met bewoners, gebouweigenaren en partners een zorgvuldig proces doorlopen. Met het inzetten van deze bevoegdheid worden grote maatschappelijke kosten voorkomen die gepaard gaan met de instandhouding van slechts 1 of meerdere gasaansluitingen in een wijk of buurt.
Juridische grondslag
De juridische grondslag voor de aanwijsbevoegdheid is neergelegd in het wetsvoorstel van de Wgiw. Op 23 april 2024 is de Wgiw aangenomen door de Tweede Kamer. Op 10 december stemde de Eerste Kamer ermee in. De Wgiw is pas definitief na publicatie in de Staatscourant. Het is de bedoeling dat de wet per 1 januari 2026 in werking treedt. Deze datum kan als gevolg van ontwikkelingen in het wetgevingstraject nog veranderen.
De Wgiw biedt de kaders voor het inzetten van de aanwijsbevoegdheid. De eerste stap in het planproces is de transitievisie warmte. Met ingang van de Wgiw gaat de transitievisie warmte gelden als een verplicht programma onder de Omgevingswet. De naam verandert dan in warmteprogramma. Gemeenten worden verplicht om het warmteprogramma uiterlijk 31 december 2026 vast te stellen en deze elke 5 jaar te actualiseren.
Via regels in het omgevingsplan bepaalt de gemeente uiteindelijk wanneer en hoe de wijk van het aardgas afgaat en welk duurzaam alternatief voor aardgas wordt gekozen. Daarmee ontstaat de juridische bevoegdheid om de levering van gas te beëindigen. Hiermee krijgen inwoners, bedrijven, maatschappelijke instellingen, verhuurders en netbeheerders duidelijkheid over het tijdspad.
Waarborgen aanwijsbevoegdheid
De grondslagen in de Wgiw worden verder uitgewerkt in lagere uitvoeringsregelgeving: het Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Bgiw). Het Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Bgiw) is een concept algemene maatregel van bestuur (AMvB). Het Bgiw werkt de aanwijsbevoegdheid verder uit door onder andere waarborgen te stellen waaraan gemeenten moeten voldoen voordat ze de aanwijsbevoegdheid kunnen inzetten.
Voor het inzetten van de aanwijsbevoegdheid gelden een aantal juridische en niet-juridische waarborgen. Zo moet je als gemeente:
- rekening houden met de haalbaarheid en betaalbaarheid van de aanpak voor bewoners en gebouweigenaren;
- aantonen hoe je burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen hebt betrokken bij de voorbereiding van de wijziging van het omgevingsplan (participatie) en rekening hebt gehouden met het doenvermogen van bewoners in de wijk;
- zorgen voor een redelijke termijn tussen het aanwijzen van een gebied en het daadwerkelijk overgaan op de duurzame warmtebron. De richtlijn hiervoor is 8 jaar. De termijn wordt opgenomen in het omgevingsplan;
- rekening houden met de mogelijkheid dat een gebouweigenaar een eigen aardgasvrij, duurzaam alternatief kan kiezen. Gebouweigenaren zijn immers niet verplicht om de voorkeursoptie van de gemeente te volgen. Het zelfstandig gekozen alternatief moet wel net zo duurzaam zijn als de oplossing waarmee de gemeente komt. Deze keuzevrijheid heet de opt-out.